Uit tientallen peer-reviewed studies blijkt dat mensen reageren op emotioneel geladen gebeurtenissen tot 10 seconden voordat ze plaatsvinden. Dit effect, “voorgevoel” genoemd, daagt onze intuïtieve aannames over de aard van tijd en de relatie met het menselijk bewustzijn uit. Het zorgt er zelfs voor dat we ons begrip van oorzaak en gevolg in twijfel trekken.
Voorgevoel meten
Mensen hebben lang geprobeerd voorbeelden van voorkennis – de gave om dingen in de toekomst te weten – te testen door te reflecteren op dromen en voorspellingen. Maar de eerste tests op bewijs voor voorgevoel – het vermogen om toekomstige dingen te voelen op zintuiglijk of emotioneel niveau – werden pas in de jaren 70 uitgevoerd.
Een van de eersten die fysiologische metingen gebruikten als test voor voorkennis of voorgevoel waren Jerry Levin en James Kennedy, medewerkers van het J.B. Rhine Instituut. Ze probeerden minuscule lichaamsreacties van mensen te meten vóór en nadat ze reageerden op een groen of rood licht. De deelnemers moesten een knop indrukken bij een groen licht en niets doen bij rood. Levin en Kennedy ontdekten dat de hersenactiviteit van deelnemers net vóór het groene licht anders was dan vóór het rode licht.
Onderzoek van Dean Radin
Bijna twee decennia later werd de wetenschappelijke poging om voorgevoel te meten hervat door psycholoog Dean Radin van het Institute of Noetic Sciences. Radin gebruikte opnieuw huidgeleiding als maatstaf, maar koos ervoor foto’s in plaats van lichten te tonen. Hij selecteerde neutrale foto’s zoals van lampen en appels, en zeer emotionele beelden, zowel positief als negatief, waaronder erotische en gruwelijke ongeluksfoto’s.
De afbeeldingen werden willekeurig geselecteerd vlak voordat ze aan de deelnemer werden getoond, zodat niemand van tevoren kon weten wat er zou verschijnen. Toch ontdekte Radin dat deelnemers reageerden op de emotionele beelden – en alleen de emotionele beelden – tot 10 seconden voordat ze verschenen. Zijn resultaten waren statistisch gezien hoogst significant.
Replicatiestudies en meta-analyses
Later dat jaar slaagde psycholoog Dick Bierman aan de Universiteit van Amsterdam erin de resultaten van Radin met even hoge statistische significantie te repliceren. Een golf aan replicatiestudies volgde, waarbij gebruik werd gemaakt van soortgelijke meetmethoden zoals huidgeleiding, hartslag, pupilverwijding en bloeddoorstroming om te testen hoe en wanneer mensen op toekomstige stimuli reageerden.
Een meta-analyse van deze en eerdere studies door psycholoog Patrizio Tressoldi van de Universiteit van Padua toonde aan dat de overvloed aan positieve resultaten bijna zeker niet aan louter toeval te wijten was. In een andere meta-analyse in 2012 toonden Tressoldi, Julia Mossbridge en Jessica Utts aan dat in 26 van de 49 studies een significant voorgevoel-effect werd gevonden. De auteurs bepaalden verder dat studies van hogere kwaliteit en met meer rigoureuze methoden geassocieerd waren met grotere effectgroottes. Sommige studies sloten bovendien de “gokkersfout” uit, waarbij de verwachtingen van deelnemers over wat het volgende beeld “zou moeten zijn” op basis van wat ze al hadden gezien, hun fysiologische reacties bepaalt.
Controverse rond voorgevoel
Het voorgevoel-effect, nu aangetoond in meer dan 50 wetenschappelijke studies, is vrijwel bewezen maar de resultaten blijven zeer controversieel.
Sommigen ontkennen dat er überhaupt echte data is en wijzen op twee replicaties van Daryl Bem’s studie uit 2011 over retroactieve invloed van toekomstige gebeurtenissen die geen positieve resultaten opleverden. Eric-Jan Wagenmakers van de Universiteit van Amsterdam heeft kritiek geuit op de statistische methoden van de voorstanders van voorgevoel en controversiële nieuwe data-analysemethoden voorgesteld waardoor het effect verdwijnt.
Anderen erkennen de positieve resultaten, maar beweren dat ze allemaal door natuurlijke, niet-paranormale oorzaken verklaard kunnen worden. Samuel Schwarzkopf van University College London bekritiseerde de kwaliteit van sommige voorgevoel-data, met name een van Bierman’s fMRI-studies. Hij wees op mogelijke ontwerpfouten in het overkoepelende onderzoek zoals onevenwichtigheden in het aantal controle- en doelstimuli waardoor deelnemers patronen konden leren en anticiperen.
Schwarzkopf suggereerde ook dat bepaalde analysemethoden artefacten in de data introduceerden. Hij voorspelde dat als verwachtingsvertekeningen direct gecontroleerd werden, het voorgevoel-effect zou verdwijnen. Mossbridge, Radin, Tressoldi en anderen publiceerden in 2015 een weerlegging waarin alle kritiekpunten van Schwarzkopf werden behandeld. Geen van zijn hypothesen is experimenteel aangetoond.
Implicaties van voorgevoel
Het debat over de data is significant, want de implicaties van het voorgevoel-effect zijn potentieel enorm. Volgens sommige interpretaties dwingt de data ons om onze opvatting over de relatie tussen tijd en menselijk bewustzijn te heroverwegen. Als we echt “vooruitgrijpen” in de tijd, dan kan het mechanisme dat daarvoor verantwoordelijk is ook anekdotische gevallen verklaren van mensen die door “onderbuikgevoelens” en fysieke symptomen gewaarschuwd werden voor traumatische gebeurtenissen.
Dit roept de vraag op: zijn we bij het maken van keuzes in het leven beperkt tot de informatie die op het huidige moment beschikbaar is, of kunnen we ook “voorvoelen” wat de emotionele gevolgen zullen zijn? Als dat laatste het geval is, dan zou dat een omkering van oorzaak en gevolg betekenen, waarbij menselijke actoren oorzaken kunnen introduceren op basis van toekomstige effecten.
Conclusie
Er is veel meer onderzoek nodig om de ware oorzaak van het voorgevoel-effect te bepalen. Maar de huidige data suggereert dat het oplossen van deze wetenschappelijke anomalie een radicale herziening van enkele van onze meest fundamentele metafysische aannames zal vereisen.
Link: YouTube video
Vond je dit artikel leuk? Like me op Facebook om meer artikelen zoals deze in je feed te zien verschijnen.