Wat als de wetenschap het paranormale serieus zou nemen? Deze vraag is de kern van het baanbrekende werk van Prof. Jeffrey J. Kripal, hoogleraar Religie en Filosofie.
In zijn boek “The Super Humanities” daagt hij ons uit om ons menselijk potentieel opnieuw te onderzoeken en de grenzen van onze huidige kennis te verleggen.
Laten we samen duiken in deze fascinerende wereld van het paranormale en ontdekken wat er mogelijk is als we onze ogen openen voor het bovenmenselijke!
Alvast 5 van de belangrijkste punten
- De geesteswetenschappen hebben altijd de bovennatuurlijke vaardigheden van de mens erkend, maar deze vaak in fictie en entertainment gestopt.
- Veel baanbrekende denkers in de geesteswetenschappen, zoals Nietzsche en William James, kwamen tot hun ideeën via verregaande bewustzijnstoestanden.
- De paranormale ervaring is een claim op de werkelijkheid, geen illusie van de geest, en moet serieus worden genomen.
- Het superhuman potentieel is geen metafoor maar verwijst naar een daadwerkelijke toekomstige supersoort.
- Om echt inclusief te zijn, moeten de geesteswetenschappen ook andere ontologische claims dan het materialisme erkennen.
Intro
In een wereld waar wetenschap en rede de norm zijn, is het soms een uitdaging om ruimte te maken voor het mystieke en het bovennatuurlijke. Toch zijn dit aspecten van het menselijk bestaan die al eeuwenlang een rol spelen in onze culturen en tradities.
Prof. Jeffrey J. Kripal, een vooraanstaand academicus op het gebied van religieuze studie en filosofie, nodigt ons uit om deze schijnbaar verborgen dimensie van het menselijk potentieel opnieuw te onderzoeken en te omarmen.
In zijn baanbrekende boek “The Super Humanities” onthult Kripal hoe velen van de meest invloedrijke denkers in de geesteswetenschappen hun ideeën niet alleen via logisch redeneren hebben verkregen, maar ook door diepgaande bewustzijnstoestanden en paranormale ervaringen.
Van de precognitieve dromen van Schopenhauer tot de uitbundige metafysica van Nietzsche, Kripal laat zien dat het superhuman potentieel altijd al aanwezig is geweest in de kern van de geesteswetenschappen, maar vaak is genegeerd of afgedaan als fictie.
De geesteswetenschappen richten zich alleen op Clark Kent…
Kripal gebruikt de metafoor van Clark Kent en Superman om de huidige focus van de geesteswetenschappen te illustreren. Volgens hem richten we ons alleen op onze “Clark Kent”-capaciteiten – onze menselijke, sociale en culturele identiteiten. Maar wat als we ook “Superman” zijn, met bovenmenselijke vermogens en potentieel dat we tot nu toe hebben onderdrukt of genegeerd?
Voor Kripal is het tijd dat de geesteswetenschappen de “superhuman humanities” omarmen en ruimte maken voor het onderzoeken en begrijpen van deze verborgen dimensie van het menselijk bestaan. Het is niet bedoeld om de huidige geesteswetenschappen te ontkennen of te vervangen, maar om ze uit te breiden en te verrijken met een bredere en meer holistische benadering van wie we werkelijk zijn.
De geesteswetenschappen reduceren alles tot samenleving
Een van de kernpunten van Kripal is dat de geesteswetenschappen van vandaag de dag alles reduceren tot samenleving en identiteit. We worden gezien als lichamen en identiteiten binnen een sociaal systeem, gebonden aan taal, cultuur en geschiedenis. Hoewel dit zeker waar is voor een groot deel van onze ervaring, betoogt Kripal dat er een cruciaal percentage overblijft – dat ene procent waar “de magie gebeurt” – dat vaak wordt genegeerd of afgedaan als irrelevant.
Dit ene procent, dat voor veel mensen juist van het grootste belang is, omvat de bovenmenselijke ervaringen, de paranormale fenomenen en de mystieke toestanden die ons menselijk potentieel transcenderen. Door deze ervaringen te negeren, missen we volgens Kripal een essentieel aspect van het menselijk bestaan en beperken we onszelf tot een eendimensionaal beeld van wie we werkelijk zijn.
De geesteswetenschappen zijn zich niet bewust van ontologie
Een van de meest opmerkelijke kritieken van Kripal is dat de geesteswetenschappen zich niet bewust zijn van hun eigen ontologie – hun fundamentele aannames over de aard van de werkelijkheid. Zonder kritische reflectie op deze aannames, nemen veel wetenschappers impliciet het fysicalisme of materialisme aan als uitgangspunt, zonder dit in twijfel te trekken.
“Dat is de nulpuntpositie,” zegt Kripal. “Dit fysicalisme of materialisme dat nooit in vraag wordt gesteld.” Hij betoogt dat we deze ontologische commitments moeten bevragen en openstaan voor andere ontologische claims, zoals die uit diverse spirituele en mystieke tradities, als we echt inclusief en divers willen zijn in onze benadering van kennis en werkelijkheid.
De geesteswetenschappen moeten de natuurkunde inhalen
Ironisch genoeg zijn het de geesteswetenschappen die achter moeten lopen bij de natuurwetenschappen, met name de kwantumfysica. Kripal merkt op dat veel van zijn bevriende kwantumfysici zullen zeggen dat er op fundamenteel niveau geen sprake is van materie – een inzicht dat de geesteswetenschappen nog moeten omarmen.
“We werken nog steeds met een verouderde ontologie,” zegt hij. “We nemen eigenlijk een soort 19e-eeuws materialisme aan dat 100 jaar geleden al uit de natuurwetenschappen is verdreven.” Kripal roept de geesteswetenschappen op om bij te blijven bij de nieuwste ontwikkelingen in de fysica en ons wereldbeeld aan te passen aan de ontluisterende conclusies van de kwantumtheorie.
Wat is precies het ‘super’ in de supergeesteswetenschappen?
Maar wat bedoelt Kripal precies met het ‘super’ in de ‘super humanities’? Volgens hem kwamen veel van de meest significante individuen in de geschiedenis van de geesteswetenschappen tot hun ideeën door middel van verregaande bewustzijnstoestanden. Deze omvatten precognitieve dromen, uit-het-lichaam ervaringen, bijna-doodervaringen, psychedelische staten en mystieke ervaringen, vaak geïnduceerd door psychopathologie of hersenziekten.
Kripal benadrukt dat we deze ideeën niet kunnen afdoen als louter het resultaat van logisch denken of redeneren. “Ze werden gegeven deze openbaringen,” zegt hij. “En trouwens, ze gebruikten vaak het woord ‘openbaring’ zelf, ondanks dat ze geen religieuze personen waren.” Voor Kripal moeten we deze ideeën ernstig nemen als komend van buiten het individu, als claims op de werkelijkheid in plaats van louter illusies van de geest.
De voorspellende dromen van Schopenhauer
Een van de meest opvallende voorbeelden die Kripal noemt van een denker die zijn ideeën ontleende aan verregaande bewustzijnstoestanden, is de Duitse filosoof Arthur Schopenhauer. Volgens Kripal had Schopenhauer talrijke precognitieve dromen en mystieke staten die een aanzienlijke invloed hadden op zijn filosofische werk.
Schopenhauer nam de mystieke gedachten uit het Indiase subcontinent bijvoorbeeld bijzonder serieus, omdat ze resoneerden met zijn eigen idealistische denkbeelden. Hij zag duidelijk dat ze dezelfde inzichten benadrukten als hijzelf, maar dan via een andere weg – die van diepgaande bewustzijnstoestanden in plaats van louter rationeel denken.
Hoe wordt Nietzsche gelezen in de geesteswetenschappen?
Een andere centrale figuur in Kripal’s werk is de wijsgeer Friedrich Nietzsche, wiens ideeën over de Übermensch diepgaand hebben bijgedragen aan ons begrip van het superhuman potentieel. Helaas wordt Nietzsche in de academische wereld vaak gereduceerd tot zijn kritiek op God en religie, en wordt zijn visie op de Übermensch grotendeels genegeerd of afgedaan als een excentrieke uitwas.
Kripal beweert echter dat we Nietzsche verkeerd lezen als we ons alleen richten op zijn ontkenningen en deconstructies. “Als je Nietzsche daadwerkelijk leest, niet alleen over hem,” zegt Kripal, “dan lees je over het onheilspellende, over vergoddelijking, over extase.” Voor Kripal verwijst Nietzsche’s Übermensch niet zozeer naar een metafoor of abstract ideaal, maar naar een daadwerkelijke fysieke supersoort die in de toekomst zou ontstaan.
Hoe ‘super’ was Nietzsches visie op de Übermensch?
Maar hoe ‘super’ was Nietzsche’s visie van de Übermensch precies? Volgens Kripal bedoelde Nietzsche het geenszins metaforisch – hij had het over een werkelijke fysieke supersoort die in de toekomst zou bestaan en de gewone menselijke soort zou overwinnen of ‘overmeesteren’, zoals Nietzsche het zelf noemde.
Nietzsche was diep teleurgesteld in de Europese mensheid van zijn tijd, die hij als doelloos en zonder betekenis beschouwde. Zijn hele project was gericht op het overwinnen van dit Europese nihilisme, en hij zag de komende Übermensch of superhuman soort als het antwoord hierop – de manier waarop we zouden opstijgen boven deze staat van betekenisloosheid.
Als je Nietzsche daadwerkelijk leest, niet alleen over hem…
Kripal benadrukt het belang van daadwerkelijk Nietzsche’s eigen werk te lezen in plaats van alleen secundaire bronnen over hem. “Als je Nietzsche echt leest, niet alleen over hem,” zegt hij, “dan zie je dat hij schrijft over het onheilspellende, over vergoddelijking, over extase. Hij maakt echt extreme claims over het willen terugdraaien van de tijd en hoe tijd zichzelf herhaalt, en over een toekomstige supersoort.”
Volgens Kripal hebben veel academici de neiging om deze aspecten van Nietzsche’s werk te negeren of af te doen als waanzin of excentrieke uitwassen. Maar Kripal betoogt dat dit juist de kern van Nietzsche’s denken vormt – een poging om het superhuman potentieel van de mens te omarmen en te cultiveren als antwoord op het nihilisme dat de Europese beschaving in zijn ogen had aangetast.
God moet sterven zodat supermensen kunnen leven
Een van Kripal’s meest opvallende interpretaties van Nietzsche’s “God is dood”-uitspraak is dat deze uitspraak niet zozeer gericht was tegen het bestaan van God an sich, maar tegen de exteriorisatie van het goddelijke buiten onszelf. “De reden dat God dood moet gaan,” legt Kripal uit, “is zodat superhuman wezens kunnen leven. We moeten stoppen onze eigen goddelijkheid en onsterfelijkheid buiten onszelf te projecteren.”
Met andere woorden, volgens Kripal bekritiseerde Nietzsche de godsdienst niet vanwege haar extreme claims, maar juist omdat ze de mens zwak maakte door het goddelijke buiten henzelf te plaatsen. Nietzsche pleitte ervoor dat we onze eigen bovenmenselijke natuur en onsterfelijkheid zouden omarmen – een veel radicaler en uitbundiger claim dan die van welke georganiseerde religie ook.
Hoe de Supermens levend is gehouden in vele tradities
In zijn boek toont Kripal overtuigend aan hoe veel baanbrekende denkers in de geesteswetenschappen, zoals Nietzsche, Derrida, Heidegger en William James, een open houding hadden ten opzichte van metafysica, ontologie en bovenmenselijke vermogens. Veel van hun belangrijkste ideeën kwamen voort uit verregaande bewustzijnstoestanden, niet louter uit wetenschappelijk redeneren.
Kripal stelt dat we de fout maken te denken dat deze denkers hun ideeën alleen maar bedachten. “Ze dachten zich niet naar deze ideeën toe,” benadrukt hij. “We moeten deze ideeën serieus nemen als komend van buiten het individu.” Hij laat zien hoe het geloof in het superhuman potentieel van de mens altijd al aanwezig is geweest in de marge van religieuze tradities, zelfs als het in de mainstream van die tradities vaak is onderdrukt of genegeerd.
Hoe kunnen de geesteswetenschappen empirisch bewijs ontkennen?
Gezien de overvloed aan empirisch bewijs dat Kripal aanvoert voor het bestaan van het superhuman potentieel, rijst de vraag: hoe kunnen de geesteswetenschappen dit blijven ontkennen? Volgens Kripal zit een groot deel van het antwoord in wat hij de “immunologische respons” noemt – de manier waarop academici deze claims vaak negeren, afdoen als fictie of koppelen aan gevaarlijke ideologieën als het fascisme.
“Ik zit aan de marge van de geesteswetenschappen, dat geef ik toe,” zegt Kripal. “Maar mijn argument is dat het [het superhuman potentieel] ingebed zit in de teksten die we vereren en de mensen die we elke dag onderwijzen.” Hij daagt geesteswetenschappers uit om de denkers die ze bestuderen daadwerkelijk te lezen en de empirische realiteit van deze ervaringen onder ogen te zien.
X-Men is waar!
Een opvallende claim van Kripal is dat de X-Men mythologie eigenlijk waar is! De bovenmenselijke krachten en mutaties die in deze populaire stripverhalen worden afgebeeld, zijn volgens hem gebaseerd op echte menselijke ervaringen die al millennia plaatsvinden. “De X-Men mythologie is afgeleid van deze historische ervaringen die al een eeuwigheid gaande zijn,” zegt hij. “We hebben deze dingen in entertainment en sciencefiction gestopt, zodat we er op een veilige manier mee om kunnen gaan of ons ermee kunnen vermaken.
Maar deze mythes en populaire cultuur hebben een zeer serieuze grondslag,” vervolgt Kripal. “Ze zijn gebaseerd op ons – op onze voorouders en hun ervaringen.” Hij stelt dat we de bovenmenselijke vermogens en paranormale fenomenen die in stripverhalen en sciencefiction worden uitgebeeld, niet langer kunnen afdoen als pure fantasie. In plaats daarvan moeten we ze erkennen als afspiegelingen van de authentieke menselijke ervaring.
Kripal gaat nog verder en suggereert dat deze invloeden niet alleen uit het verleden en heden komen, maar ook uit de toekomst. “Voor Nietzsche en veel van de ervaringen waar ik mee werk, komt de invloed niet alleen uit het verleden en het heden, maar ook uit de toekomst naar het heden,” legt hij uit. “Tijd is een blok en het gebeurt allemaal tegelijkertijd. Ik denk dat dit een van de sleutels is voor de super humanities – het hebben van een toekomstig bewustzijn en open staan voor invloeden die mogelijk uit de andere richting komen, uit de toekomst.”
Open je de deur naar letterlijke interpretaties van religieuze verhalen?
Een gevoelige kwestie die Kripal’s werk oproept, is de vraag of hij de deur opent naar letterlijke interpretaties van religieuze verhalen en wonderen. Als paranormale fenomenen echt zijn, betekent dit dan dat we de wonderverhalen in religieuze geschriften als feitelijk waar moeten beschouwen?
Kripal nuanceert dit standpunt. Hoewel veel wonderverhalen inderdaad overdreven of door generaties heen gefabuleerd kunnen zijn, betoogt hij dat er vaak een kern van waarheid in zit – de authentieke ervaringen die aanleiding gaven tot deze verhalen. “Ik probeer de deur te openen naar het idee dat deze dingen echt gebeurden,” zegt hij. “Er is een kernwaarheid in de wonderverhalen die echt belangrijk is, die de aanvankelijke charisma en energie van deze nieuwe religieuze beweging genereerde.”
Over de wonderen die Ram Dass beschreef
Kripal haalt het voorbeeld aan van Ram Dass, voorheen bekend als Richard Alpert, die talloze verhalen vertelde over de miraculeuze krachten van zijn goeroe in India. Van voedsel materialiseren uit het niets tot het voorspellen van toekomstige gebeurtenissen – voor veel mensen zijn dit onwaarschijnlijke vertellingen. Maar voor Kripal moeten we deze verhalen serieus nemen als authentieke getuigenissen van de menselijke ervaring.
“Als je naar mensen als Richard Alpert luistert, die later Ram Dass werd, dan vertelt hij zulke bijbelse wonderverhalen,” zegt Kripal. “En uit de manier waarop hij ze vertelt, kan ik ze gewoon niet afdoen als fantasie. Ik moet ze serieus nemen als claims op de werkelijkheid, als authentieke menselijke ervaringen die heel goed waar kunnen zijn, hoe onwaarschijnlijk ze ook klinken.”
De ontologie van William James
Een andere centrale figuur in Kripal’s werk is de filosoof en psycholoog William James, die een pioniersrol speelde in het onderzoeken van paranormale en mystieke ervaringen. Maar zelfs bij een denker als James, die we vooral kennen van zijn pragmatisme, had Kripal een opvallende ontdekking te maken.
“Niemand vertelde me ooit dat hij een vurig onderzoeker was van het paranormale,” zegt Kripal. “Hij bracht dagen, weken en maanden door met mediums en paragnosten. Als je genoeg in James duikt, realiseer je je dat deze man lachgaspatronen aan het inademen was. Waar haalde hij dat lachgas vandaan? Hij altereerde duidelijk zijn eigen bewustzijn met opzet.”
De pragmaticus versus de metafysische William James
Hoewel William James vaak wordt gezien als een pragmatist die pleitte voor het serieus nemen van mystieke ervaringen om hun praktische gevolgen, betoogt Kripal dat James naar het einde van zijn leven steeds meer de metafysische implicaties van deze ervaringen begon te omarmen.
“Tegen het einde van zijn leven schreef James echt ontologisch, echt metafysisch,” legt Kripal uit. “Hij kwam uit op wat we nu panpsychisme zouden noemen – een soort kosmisch bewustzijn waaruit ons individuele bewustzijn als belletjes of altaren voortvloeit.”
Volgens Kripal was dit James’ definitieve conclusie na tientallen jaren het bestuderen van mediums, paragnosten en mystieken – een geloof in een onderliggende, alomvattende werkelijkheid waaruit onze individuele bewustzijnstoestanden voortkomen.
Jeffrey’s kritiek op metafysisch ‘agnosticisme’
Een houding die Kripal stevig bekritiseert is die van metafysisch ‘agnosticisme’ – de gedachte dat we de fundamentele aard van de werkelijkheid niet kunnen kennen en daarover dus geen uitspraken moeten doen. Voor Kripal is dit echter een pseudopositie die in feite het materialisme in stand houdt.
“Als iemand zegt: ‘Ik ben agnostisch over X, Y of Z’, dan betekent dat eigenlijk: ‘Ik ga geen positie innemen’,” stelt Kripal. “En mijn kritiek daarop is: je reset de wijzer gewoon terug naar het materialisme wanneer je dat zegt. Je kunt zo nederig zijn als je wilt en toegeven dat je het antwoord niet weet, maar je kunt niet volledig agnostisch zijn, want dat is een niet-positie die het materialisme in vermomming is.”
De immunologische reactie van de geesteswetenschappen
Zoals eerder vermeld, beschrijft Kripal de manier waarop de geesteswetenschappen vaak reageren op claims over het paranormale en het superhuman potentieel als een “immunologische respons”. De primaire reactie is volgens hem negeren – gewoon doen alsof deze fenomenen niet bestaan. Een andere veelvoorkomende reactie is ze te koppelen aan gevaarlijke ideologieën als het fascisme, waardoor ze gemakkelijk terzijde kunnen worden geschoven.
“Er zijn echt morele bezwaren in de geesteswetenschappen tegen dit soort toestanden,” erkent Kripal. “Het bezwaar is dat ze ons wegtrekken van échte sociale kritiek en moreel activisme.” Hij begrijpt deze zorg, maar betoogt dat de super humanities juist ruimte maakt voor zowel het onderzoeken van het bovenmenselijke potentieel als het behouden van deze noodzakelijke sociale en morele kritiek.
De mens als 2
Om dit idee te vatten, introduceert Kripal het concept van “de mens als 2” – de erkenning dat we enerzijds sociale, culturele wezens zijn die functioneren binnen een bepaald moreel kader, maar dat we anderzijds ook toegang hebben tot bovenmenselijke staten van bewustzijn die dit transcenderen.
“Ik denk niet dat er twee dingen zijn,” benadrukt Kripal. “Maar ik denk wel dat het grootste deel van ons leven plaatsvindt in een sociaal kader, terwijl sommigen van ons, als we echt ziek worden of op het punt staan te sterven of een psychedelicum innemen, deze ervaringen van vergoddelijking en kosmische transcendentie hebben. En ik denk dat beide echt zijn.”
Met het concept van ‘de mens als 2’ pleit Kripal ervoor dat we beide aspecten van ons bestaan erkennen en omarmen. Voor de meesten van ons zal 99,9% van onze aandacht gericht zijn op de sociale, ethische en lichamelijke dimensies van ons leven. Maar dat resterende percentage – hoe klein ook – is van groot belang en mag niet genegeerd worden. Het is de dimensie van het bovenmenselijke, het paranormale, het transcendente dat wezenlijk deel uitmaakt van wie we zijn.
Jung over UAP’s
Als het gaat om recente fenomenen als ongeïdentificeerde luchtvoorwerpen (UAP’s of UFO’s), brengt Kripal het werk van de befaamde psycholoog Carl Jung naar voren. In zijn latere werk schreef Jung over vliegende schotels als een soort ‘planetaire poltergeist’ – een manifestatie van de Koude Oorlog en de collectieve angsten van die tijd.
Volgens Kripal kon Jung niet bepalen of de vliegende schotel een fysiek of een spiritueel/psychologisch fenomeen was. Zijn conclusie was dat het beide was – iets sacraals dat zowel materiële als immateriële aspecten omvatte. “Het is fascinerend dat het nu in ons openbare discours komt en dat het in de militaire en inlichtingengemeenschap zit,” zegt Kripal over de huidige aandacht voor UAP’s. “Het dwingt ons echt om onze kijk op de werkelijkheid te veranderen.”
Nog een paar belangrijke feiten op een rij
- De noodzaak voor een verhaal dat ons verenigt, voorbij onze verschillen.
- Een kritische blik op Foucault’s invloed en de ontologische vragen die hij onbeantwoord liet.
- Het belang van het dekoloniseren van onze realiteitsbeleving en ruimte maken voor diverse ontologieën.
- De spanning tussen het ervaren van bovenmenselijke toestanden en de integratie ervan in ons dagelijks leven.
- De metafoor van lava en rots: hoe het bovenmenselijke uiteindelijk versteent tot traditie.
We hebben een verhaal nodig dat ons verenigt
In een wereld die wordt gedomineerd door een focus op verschillen, voelt Kripal de urgente behoefte aan een verhaal dat ons kan verenigen. Hij stelt: “Ik denk dat we wanhopig een verhaal nodig hebben dat ons verbindt, dat ons verenigt. Dat is de echte uitdaging.”
Verrassend genoeg vindt hij zo’n verenigend verhaal in het fenomeen van UFO’s. Hij legt uit: “Het is iets dat uit de hemel komt en het kan niet om onze grenzen of sociale identiteiten. Het verschijnt zowel in het Globale Zuiden als in het Globale Noorden, het maakt gewoon niet uit.”
Kripals kijk op Foucault
Kripal bespreekt de invloedrijke Franse denker Michel Foucault, die gemakkelijk de meest geciteerde figuur is in de huidige humaniorastudies. Foucault’s focus lag op macht en de constructies van kennis, waarbij hij metafysica als hegemonisch beschouwde en een bron van controle over mensen.
Kripal erkent Foucault’s bijdrage, maar betreurt dat de strikt horizontale benadering van de geesteswetenschappen de “superhumanities” heeft doen verdwijnen. Hij stelt: “We lezen Foucault, maar niemand leest George Batailles, die zeer geïnteresseerd was in mystieke toestanden en vond dat dood en erotiek de voornaamste manieren waren om het ego te doen opgaan in een soort mystieke continuïteit.”
Wat was Foucaults ontologie?
Kripal wijst erop dat Foucault zich niet echt bezighield met een metafysische positie of ontologie. Hij zegt: “Naar mijn weten sprak Foucault niet over een metafysische positie. Dat was heel normaal. Je deed geen metafysica, je deed geen meta narratief.” Dit in tegenstelling tot de gedachten van Foucault’s tijdgenoot Georges Bataille, die gefascineerd was door mystieke toestanden.
Volgens Kripal moeten we voorbij Foucault’s horizontalisme gaan en de claims van andere tradities serieus nemen als claims op de realiteit, in plaats van ze te reduceren tot representaties of taalspellen. Hij pleit voor het dekoloniseren van onze realiteit door andere ontologieën toe te laten.
De studie van religie tegenwoordig gaat alleen over het horizontale
Kripal bekritiseert de huidige religiestudies omdat ze zich uitsluitend richten op de horizontale dimensie, op religie als onderdeel van de samenleving. Hij stelt: “Je praat nooit over de verticale dimensie, je praat nooit over transcendentie of openbaring. Er kan zoiets niet bestaan. Dat is allemaal slechts een representatie in dit sociale systeem.”
Hij betreurt dat intellectuelen weigeren de verticale dimensie te bespreken, terwijl we die juist zouden moeten verkennen. Kripal pleit voor een meer open houding tegenover transcendente ervaringen en claims, in plaats van ze te reduceren tot louter sociale fenomenen.
“Op het gebied van de religiestudies kijk je naar religie als een functie of onderdeel van de samenleving, en hoe het mensen vormt en hoe het zelf is gesitueerd in een bepaald sociaal netwerk. Je praat nooit over de verticale dimensie, over transcendentie of openbaring.” – Jeffrey Kripal
Over het dekoloniseren van de werkelijkheid
Een belangrijk thema in Kripal’s werk is het “dekoloniseren van de realiteit.” Hij bekritiseert de neiging om diversiteit alleen te accepteren binnen een westers, marxistisch kader. In plaats daarvan moeten we de ontologische claims van andere tradities serieus nemen als claims op de realiteit die onze eigen realiteit raken.
Kripal illustreert dit met een aanstootgevend voorbeeld: “De Boeddha leerde over de tijdelijkheid van alle dingen en het niet-bestaan van het zelf, maar het blijkt dat het allemaal alleen maar was om onze bloeddruk te verlagen en ons betere kantoorkrachten te maken. Dat is niet het boeddhisme, althans niet de boeddhistische tradities waarin ik ben opgeleid.”
Over de Afro-pessimismebeweging
Kripal benadrukt het belang van het erkennen van diverse ontologische perspectieven, zoals die van de Afropessimismebeweging. Deze filosofische stroming stelt dat racisme systemisch is en diepgeworteld in culturen over de hele wereld. Aan de andere kant van het spectrum staat de Afrofuturistische beweging, die het zwarte lichaam ziet als een paranormale generator van sociale verandering en de toekomst.
Volgens Kripal moeten we deze zwarte tradities, met hun ritualenpraktijken als waarzeggerij, bezitname en extase, niet reduceren tot representaties binnen ons eigen wereldbeeld. In plaats daarvan moeten we ze laten zijn wat ze zeggen te zijn en ze onze eigen opvattingen laten uitdagen.
Een dag op de universiteit in de Superhumanities
Kripal fantaseert over hoe een dag op de universiteit eruit zou zien als de superhumanities mainstream zouden zijn. Hij merkt op dat niemand opgroeit met de wens om professor in de geesteswetenschappen te worden. Maar als we het zouden hebben over het worden van een “superhuman”, zouden veel meer jongeren daarin geïnteresseerd zijn!
Hij ziet hoop in de jongere generaties, die andere vragen stellen en dingen aan de orde willen stellen die voor hun mentoren nog taboe waren. Kripal wil zijn studenten helpen zowel “Clark Kent” als “Superman” te zijn – het analytische met het spirituele te verenigen.
De supergeesteswetenschappen zijn zeer levendig buiten de academische wereld
Kripal erkent dat de superhumanities al zeer levendig zijn buiten de academische wereld. Hij verwijst naar zakelijke consultants, gemeenschappen van mensen die sjamanistisch werk doen met paarden, en zelfs CEO’s op hoog niveau die naar psychedelische retreats gaan voor persoonlijke groei. Hij stelt:
“Natuurlijk is het overal. Want dit is wat een menselijk wezen is – een superhuman. Alle mensen hebben deze toegang. En de reden dat psychedelica zo krachtig zijn, is niet vanwege God, maar omdat we deze potentie hebben. We hebben slechts de juiste plantaardige katalysator nodig en boem, daar zijn we.”
Hoewel deze praktijken buiten de academie heel reëel zijn, stelt Kripal dat de superhumanities juist het kader kunnen bieden om ze rigoureus en reflectief te bestuderen. Hij zegt: “Wat de superhumanities doen, is ons rigoureus en reflectief maken over dingen die de hele tijd overal gebeuren.”
Wetenschap moet wetenschap blijven
Kripal benadrukt dat we wetenschap niet moeten laten overreiken naar gebieden die buiten haar reikwijdte liggen. Hij zegt: “Ik wil niet dat wetenschap claims maakt die niet wetenschappelijk zijn. Wetenschap is heel goed in het bestuderen van objecten en het voorspellen van hun gedrag, maar slecht in het beschrijven van innerlijke bewustzijnstoestanden of subjectiviteit.”
In plaats daarvan pleit hij voor een integratie van de geesteswetenschappen in de wetenschappen, en vice versa. Hij is een “duaal-aspectmodernist”, omdat hij gelooft dat de materiële en mentale wereld beide voortkomen uit een diepere “supersource”. Wetenschap alleen is volgens hem nooit toereikend.
Over Donald Hoffman
Kripal bespreekt de controversiële ideeën van de cognitiewetenschapper Donald Hoffman, die beweert dat we moeten stoppen te denken in termen van 19e-eeuwse wetenschap. Hoewel Hoffman wetenschap en wiskunde wil gebruiken om buiten ruimte en tijd te treden, erkent Kripal dat Hoffman’s werk sterk leunt op de geesteswetenschappen, met verwijzingen naar The Matrix en Plato’s allegorie van de grot.
Kripal juicht Hoffman’s houding toe om rigoureus te zijn over zaken die vaak vaag blijven in spirituele tradities. Maar hij waarschuwt ook voor “de tirannie van de helderheid” – het verlangen om alles kristalhelder te maken kan juist de essentie van wat we proberen te begrijpen, doen verdwijnen.
Over de tirannie van duidelijkheid
Kripal introduceert het concept van “de tirannie van de helderheid” – het verlangen om alles helder en duidelijk te maken. Maar volgens hem elimineert deze drang naar helderheid juist wat we proberen te begrijpen. Hij stelt: “Ik denk dat deze toestanden zich vaak manifesteren in verschijningen, visioenen en diepzinnige symbolische toestanden die zeer verwarrend zijn. Om alles helder en scherp te maken, is om weg te vagen wat probeert te verschijnen.”
Kripal gelooft dat wat we ervaren één bewustzijnsniveau is dat probeert te communiceren met een ander – en daarin is geen plaats voor volledige helderheid. Hij wil ook de angstaanjagende en destructieve aspecten van het bovenmenselijke niet onder de mat vegen, omdat “het heilige niet alleen goed is. Het heilige heeft zowel een extatische, aantrekkelijke en mysterieuze kant als een negatieve, destructieve en gevaarlijke kant.
Kripal stelt: “Beide aspecten zijn het heilige. Met andere woorden, het heilige is het geheel. En dat is het soort visie waar we naartoe moeten, we moeten het geheel najagen, niet slechts een deel ervan dat ons een goed gevoel geeft of ons een beter persoon of sociaal acteur maakt.”
Over het worden EN bestuderen van de Supermens
Kripal onderkent de spanning tussen het ervaren van bovenmenselijke toestanden en het bestuderen ervan. Zijn studenten komen vaak met een verlangen om de “superhuman” te worden, maar uiteindelijk hoopt hij dat ze zowel “Clark Kent” als “Superman” kunnen zijn – het alledaagse én het spirituele in zich te verenigen.
Hij waarschuwt echter voor de valkuil van subject-objectdenken waarbij je denkt een fenomeen te kunnen bestuderen als een extern object. In plaats daarvan moet je het “bovenmenselijke” worden om het echt te begrijpen. Kripal zegt: “Om het te bestuderen is om het te worden, om de staten binnen te gaan. Omdat wanneer deze studenten zeggen: ‘Ik wil Superman worden’, ze niet zeggen: ‘Ik wil Superman bestuderen’, ze willen het worden.”
Integratie van deze ervaringen is NIET mogelijk 🙂
Een verrassend inzicht van Kripal is dat de volledige integratie van bovenmenselijke ervaringen in ons dagelijks leven eigenlijk niet mogelijk is – en dat dat prima is! Hij verklaart: “Ik denk niet dat integratie mogelijk is. Wat ik nastreef is plausibiliteit. Ik ben op zoek naar een kader dat deze dingen mogelijk maakt.”
Hij gaat verder met een belangrijke nuance: “Als je kijkt naar het leven van zogenaamde heiligen en mystieken, waren het kapotte mensen, maar ze waren echt interessant en hun levens betekenisvol. Ik denk niet dat ze ooit volledige integratie bereikten. Maar so what? Ik denk niet dat dat ertoe doet en ik denk niet dat het mogelijk is.”
“Integrating these superhuman experiences into our everyday life is simply NOT possible – and that’s okay! What I’m after is plausibility, a framework that makes these experiences possible.” – Jeffrey Kripal
Slotopmerkingen over de lava en de rots…
Tot slot bespreekt Kripal de krachtige metafoor van lava en rots, die hij ontleende aan de Franse filosoof Henri Bergson. De lava vertegenwoordigt de “kosmische evolutionaire impuls” die aanwezig is in religies – het bovenmenselijke vuur dat de grondslag vormt voor sociale bewegingen en beschavingen (de rotsachtige eilanden).
Kripal benadrukt dat we het “menselijke” niet kunnen begrijpen zonder eerst het “bovenmenselijke” te erkennen dat eraan voorafging. Hij zegt: “Ik denk dat het bovenmenselijke voor het menselijke komt. We kunnen de mens niet begrijpen zonder eerst dat eerdere bovenmenselijke te begrijpen.”
Met deze metafoor roept Kripal ons op om niet alleen de versteende tradities te erkennen, maar ook de onderliggende lava van extatisch vuur en transformatie waaruit ze ontstonden.
Referenties en Studies
- Mutants and Mystics: Science Fiction, Superhero Comics, and the Paranormal – Jeffrey J. Kripal (2011)
- Authors of the Impossible: The Paranormal and the Sacred – Jeffrey J. Kripal (2010)
- Philosophers Deficient: The Counterculture and the Age of Aquarius – Jeffrey J. Kripal (2007)
- Challenging Mind Boundaries: The Ideological Influence of Near-Death Experiences – Estrada-Gonzalez & Addrizzo-Harris (2017)
- Transcendent Experiences in Relation to Self-Boundaries in Meditators: A Dosimetric Exploration Within the Frame of Conventional Neurobiology – Palhano-Fontes et al. (2019)
Ook lezen:
Veelgestelde vragen
Wat bedoelt Kripal precies met het ‘superhuman potentieel’?
Onder het superhuman potentieel verstaat Kripal de schijnbaar bovenmenselijke vermogens en ervaringen die mensen al eeuwenlang rapporteren, zoals precognitieve dromen, uittreed ervaringen, mystieke openbaringen en psychokinese. In plaats van deze af te doen als fictie of illusie, stelt hij dat we ze serieus moeten nemen als authentieke menselijke ervaringen met implicaties voor onze fundamentele ontologie.
Hoe verhoudt Kripal’s werk zich tot religie?
Kripal distantieert zich van georganiseerde religie, maar betoogt dat veel religieuze tradities en geschriften hun oorsprong vinden in authentieke bovenmenselijke ervaringen van mystici en spirituele leiders. Hij pleit ervoor om de ‘kern van waarheid’ in deze tradities te herkennen, in plaats van ze volledig af te wijzen als fictie of bedrog.
Wat betekenen Kripal’s ideeën voor de geesteswetenschappen?
Kripal daagt de geesteswetenschappen uit om hun impliciete materialistische of fysicalistische ontologie in twijfel te trekken en open te staan voor andere ontologische claims, zoals die van mystieke en paranormale tradities. Hij stelt dat veel baanbrekende denkers in de geesteswetenschappen, zoals Nietzsche en William James, hun ideeën ontleenden aan verregaande bewustzijnstoestanden, niet louter aan rationeel denken.
Is Kripal een idealist of materialist?
Kripal omschrijft zichzelf niet als een idealist, maar eerder als een ‘dual aspect monist’ – hij gelooft dat mentale en materiële aspecten van de realiteit voortkomen uit een gemeenschappelijke, onderliggende bron die noch zuiver mentaal, noch zuiver materieel is. Hij streeft ernaar om zowel de materiële als de mentale/spirituele dimensies van de werkelijkheid te erkennen en te integreren in zijn denken.
Wat zijn de implicaties van Kripal’s werk voor de wetenschap?
Kripal roept de wetenschap op om paranormale en mystieke ervaringen serieus te nemen als empirische claims op de werkelijkheid, in plaats van ze terzijde te schuiven als onzin of bijgeloof. Hij stelt dat de huidige theoretische kaders van de wetenschap ontoereikend zijn om deze fenomenen te verklaren en dat we nieuwe ontologische modellen nodig hebben om ze te begrijpen en te integreren.
Vond je dit artikel leuk? Like me op Facebook om meer artikelen zoals deze in je feed te zien verschijnen.